Ramen (wapenglazen)

De lotgevallen van de glazen

G. van Arkel en A.W. Weissman noemen in hun beschrijving uit 1897 van de Grote Kerk in Oosthuizen twee ramen. Eén bevond zich in het koor aan de zuidwestzijde. Het bevatte panelen met gebrandschilderd glas uit het midden van de zeventiende eeuw met wapens en onderschriften. Het andere raam bevond zich in de noordwesthoek van het schip naast de orgelgalerij en telde een aantal panelen met wapens en onderschriften uit de achttiende eeuw.

In 1910 zijn beide ramen gefotografeerd. In het raam in het koor zien we twaalf panelen met wapens, op enkele panelen komt het jaartal 1659 voor. Het andere raam in het schip naast de orgelgalerij telt achttien panelen met hier en daar het jaartal 1730 of 1735.

In het begin van de jaren ’20 is alleen nog maar sprake van een aantal die in een kist op de zolder van de kerk worden bewaard. Tussen 1920 en 1964 werd de kerk gerestaureerd. In 1923 begon het Haarlemse atelier Bogtman met de restauratie van de ramen, die bovendien werden herplaatst. Het zeventiende-eeuwse raam kreeg een plaats in het koor aan de noordwestzijde, het achttiende-eeuwse raam werd verplaatst naar de zuidoostkant van het koor. Na 1945 werden nieuwe restauraties door Bogtman uitgevoerd. Op een foto uit 1967 ziet men het zeventiende-eeuwse raam, dat dan nog maar zes panelen met wapens bezit.

Tussen 1991 en 2003 vond een nieuwe restauratie van de kerk plaats, waarbij de gebrandschilderde glazen werden verwijderd en opgeslagen in het glasatelier Zantman te Delft. Rob Crèvecoeur en Pier Terwen hebben de panelen onderzocht en een restauratievoorstel opgesteld. Er bleek sprake te zijn van vervuiling, vervaging van de beschildering, glasbreuk en een slechte toestand van het loodnet. Er werden overtrektekeningen van de ramen gemaakt, waarop alle loodlijnen, breuken en ontbrekende stukjes werden aangetekend. Als plan werd geformuleerd het glas schoon te maken en te restaureren en het schoongemaakte en herstelde glas aan te brengen tussen het bestaande blanke glas in de kerk en nieuw glas dat aan de buitenkant hier tegenaan zou worden gezet.

In november 2017 is in atelier Zantman gekeken naar alle daar aanwezige panelen. Het bleek te gaan om in totaal eenentwintig panelen (terwijl de foto’s uit 1910 alles bij elkaar nog dertig panelen laten zien). Er werd gelet op de kwaliteit van de nog aanwezige gebrandschilderde resten. Uiteindelijk werd besloten om zestien panelen te herplaatsen. De vijf overige zouden in de kerk worden opgeslagen. De te herplaatsen panelen zouden een museale opstelling krijgen. Omdat de financiële middelen tot restauratie nog steeds ontbraken, werd besloten om ieder te herplaatsen paneel in het atelier te ontdoen van stof en vuil en vervolgens, ongerestaureerd, tussen twee panelen van blank glas te plaatsen, die op hun beurt in een koperen frame worden gevat. De panelen worden op exact dezelfde plaats teruggebracht waar ze ook zaten toen ze door de firma Zantman werden verwijderd. Om de kosten van deze herplaatsing op te vangen werd er in Oosthuizen in het kader van het vijfhonderdjarig jubileum van de kerk een crowdfunding georganiseerd. Intussen zijn alle toonbare panelen herplaatst.

Wat er is te zien en te lezen op de glazen

Hier volgen nog enkele opmerkingen over wat op de ramen te zien en te lezen is. Op het zeventiende-eeuwse raam treffen we enkele malen het jaartal 1659 aan. De schenkers wier namen en wapens in de panelen zijn aangebracht, moeten leden van de lokale kerkelijke gemeente geweest zijn. Het andere raam bevat panelen uit 1730 en 1735. Op deze panelen wordt soms behalve de naam ook het beroep aangeduid: ADRIANUS VAN B…LIS… PREDIKANT ALHIER, LAMBERT KORNELISZN REGERENT SCHEPEN EN KERKMEESTER ALHIER, JOHANNES VAN WIJNGAARDEN METSELAAR. Het beroep kan ook worden aangegeven door de afbeelding in het wapenschild. Eén paneel laat een wapenschild zien met een glazenmakersatelier: een glazenmaker is aan het werk met achter zich een rek met glasschijven. Een ander paneel toont in het wapenschild twee pijprokende mannen voor het haardvuur. In de haard hangt een ketel. Achter de ketel zien we de haardplaat. De haard is voorzien van geschilderde tegeltjes. Tegen de schouw staan drie borden. Op weer een ander paneel zien we twee vishaken in het wapenschild. Daaronder is te lezen: KORNELIS HOEK 1730. De vraag is of de vishaken verwijzen naar het beroep of naar de familienaam van Kornelis. De panelen van het zeventiende-eeuwse raam worden toegeschreven aan Jan Jansz Slob Jr. uit Hoorn.

Het gebruikte materiaal en de toegepaste technieken zijn de gebruikelijke. Op blank glas werd de tekening met grijsbruine contour- en grisailleverf aangebracht. Voor de kleuren werd transparante emailverf gebruikt. Deze verf, de contour en de grisaille werden opgebracht op het glas en min of meer ermee versmolten. Geel – van hel tot donker - werd verkregen door een zilververbinding in te branden aan de buitenzijde van het glas.

Het bewaarde glas is in de traditie van de wapenglazen van privéschenkers. Op bescheiden wijze doet Oosthuizen mee met de reeksen gebrandschilderde beglazingen in Schermerhorn, De Rijp en Edam. Het grote verschil is dat in Oosthuizen de glazen zijn geschonken door plaatselijke notabelen, terwijl elders ook diverse steden en bestuurslichamen als schenkers optraden.